Btw-vrijstelling voor chiropractors en osteopaten

De prestaties van geneesheren zijn uitdrukkelijk vrijgesteld van btw. Bij paramedische prestaties zoals die van chiropractors en osteopaten is dat echter niet het geval vermits het gaat om een niet-erkend beroep. Onlangs heeft het Europese Hof van Justitie, nadat ze daarvan een prejudiciële vraag over heeft ontvangen van het Grondwettelijk hof, zich uitgesproken of die erkenning wel een geoorloofd onderscheid is.

Artsen genieten een btw-vrijstelling vermits dat uitdrukkelijk staat opgenomen in het Btw-Wetboek. Op hun erelonen zit m.a.w. geen btw. Een uitzondering op de btw-vrijstelling is er wel voor de esthetische ingrepen die artsen verrichten. Dergelijke prestaties zijn sinds 1 januari 2016 wel onderworpen aan btw. Tandartsen blijven wel steeds onder de btw-vrijstelling vallen, ook voor de esthetische ingrepen die zij verrichten. Ook verpleeg- en zorgkundigen zijn volledig vrijgesteld van btw voor alle prestaties die zij verrichten in de uitoefening van hun beroep.

De btw-vrijstelling is ook van toepassing op paramedische beroepsbeoefenaars zoals kinesisten, maar daarvoor is dan wel vereist dat het om een erkend en gereglementeerd beroep gaat. Opname van hun prestaties in de RIZIV-nomenclatuur is echter niet vereist. In de praktijk beschikken zij echter over de nodige erkenning vooraleer zij uiteraard tot kinesisttherapie mogen overgaan. Het maakt daarbij geen verschil of de patiënt al dan niet is doorverwezen door een arts. Is die erkenning echter niet voorzien, dan is alsnog btw van toepassing. Dat doet zich bv. voor bij osteopaten en chiropractors vermits dat geen erkend beroep is. Voor chiropractors werd voorheen wel aanvaard dat hun handelingen waren vrijgesteld van BTW wanneer ze opgenomen waren in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen. Is dat niet het geval, dan moeten zij m.a.w. btw rekenen over hun prestaties, tenzij zij uiteraard ook arts zijn die onder de ‘gewone’ btw-vrijstelling vallen.

Onlangs heeft het Grondwettelijk hof daarover een vraag gesteld aan het Hof van justitie. Kortweg werd de vraag gesteld of het onderscheid tussen erkend en niet-erkend voor de btw-vrijstelling van paramedische beroepen wel geoorloofd en dus niet discriminerend is. Het Hof is het niet eens met een dergelijk onderscheid. Wat van belang is aldus het Hof, is dat de medische verzorging een voldoende kwaliteitsniveau heeft, wat dan eventueel getoetst kan worden aan een opleiding bij een erkende onderwijsinstelling. Erkenning is aldus volgens het Hof niet noodzakelijk voor een btw-vrijstelling.

terug naar overzicht