Nieuwe circulaires over afronding van cashbetaling
Sinds begin december 2019 geldt voor alle ondernemingen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven de verplichting om cashbetalingen af te ronden op 5 eurocent. De Btw-Administratie heeft twee circulaires uitgevaardigd waarbij de btw-regels over die afrondingen nader wordt verduidelijkt. We lichten toe.
Afronding
Sinds 1 december 2019 moeten ondernemingen cashbetalingen door consumenten afronden naar het dichtstbijzijnde veelvoud van 5 eurocent. Wanneer het te betalen totaalbedrag eindigt op 1, 2, 6 of 7 eurocent, wordt het naar het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 5 cent afgerond. Wanneer het te betalen totaalbedrag eindigt op 3, 4, 8 of 9 eurocent, wordt het naar het dichtstbijzijnde hogere veelvoud van 5 cent afgerond. Indien een onderneming beslist om de afronding ook toe te passen op andere betalingswijzen dan de betaling in cash, dan wordt de afronding gemaakt op het totaalbedrag. In dat geval afficheert de onderneming duidelijk zichtbaar de volgende wettekst: “het totaalbedrag wordt altijd afgerond”. De verplichting tot afronding geldt ook vrije beroepen en alle personen en overheden die op regelmatige basis economische interacties hebben met consumenten, zoals een bibliotheek of cultureel centrum. Ook verenigingen die regelmatig economische activiteiten beoefenen, door bijvoorbeeld de verkoop van producten aan consumenten, worden beschouwd als onderneming, ongeacht of ze al dan niet een winstoogmerk hebben.
Indien de onderneming gehouden is het te betalen totaalbedrag geheel of gedeeltelijk af te ronden (cashbetaling) of indien zij hiervoor kiest (niet-cashbetaling) en dit bedrag effectief geheel of gedeeltelijk afgerond wordt, moet de btw in principe geheven worden in functie van de werkelijk van de klant gevorderde prijs, namelijk de afgeronde prijs. Deze oplossing kan echter praktische problemen veroorzaken wanneer het aan de kassa betaalde bedrag betrekking heeft op leveringen van goederen of verrichtingen van diensten die onderworpen zijn aan verschillende btw-tarieven, hetgeen aldus de toepassing van de regel van drie veronderstelt.
Voorbeeld
We verduidelijken met een voorbeeld. Iemand koopt in een winkel producten A, B, C en D en betaalt cash. Voor A en B is het btw-tarief 6 %, voor C en D is het 21%. Inclusief btw kost A 10,04, B 13,77, C 24,13 en D 15,98 euro. De totale prijs is 63,92 euro, en moet vervolgens afgerond worden naar 63,90 euro. Van het afrondingsverschil van 2 eurocent moet dan 0,745 eurocent ( = 2 x 23,81/63,92) toegewezen worden aan de A en B, en 1,255 eurocent (= 2 x 40,11/63,92) aan C en D. Daarna kan uit de prijzen de verschuldigde btw gehaald worden. Omdat de vermelde manier van werken nogal omslachtig is, staat de Btw-Administratie ook een eenvoudigere methode toe. De btw mag namelijk ook berekend worden op het niet-afgeronde bedrag, dus op een hoger of lager bedrag dan de klant betaald heeft. Dat moet dan gebeuren voor zowel de afrondingen naar beneden als naar boven. De gemaakte keuze is wel definitief.
Veerle Slagmeulder
Gerelateerde artikels
Verplichting tot elektronische facturatie vanaf 01.01.2026: 120% kostenaftrek
Verhoogde kostenaftrek voor de extra kosten!
Voorafbetalingen belastingen een must!
Voorafbetalingen doen om belastingvermeerdering te vermijden!
Fijne feesten en een warm en mooi 2024 gewenst!
Alaska wenst u fijne feesten en een mooi en warm 2024!